Tijdens de acht dagen durende Soekot (vertaald: Loofhuttenfeest), zitten Joodse mensen zo veel mogelijk in een soeka (een loofhut). Dit doen zij om zich te herinneren aan het feit dat Israëlieten geen vaste verblijfplaats hadden toen zij veertig jaar door de woestijn trokken.
In Leviticus 23:42-43 is dit terug te lezen: “(42) Zeven dagen lang moeten julie in hutten wonen, elke geboren Israëliet moet in een loofhut wonen, (43) om jullie kinderen eraan te herinneren dat ik de Israëlieten in hutten liet wonen toen ik hen uit Egypte wegleidde. Ik ben de HEER, jullie God.”
Wat is Soekot?
De Soekot-feestdag is een van de drie feestdagen die in de Thora wordt genoemd. Soekot wordt acht dagen lang gevierd. De eerste dag is “Yom Tov”, een sabbat waar kaarsen worden aangestoken. Aan de vooravond van de feestdag spreken de Israëliërs de Kiddush (een zegening) uit. De zes dagen erna zijn dagen van “Hul HaMoed”, oftewel normale vakantiedagen. De laatste, achtste, dag wordt “Shemini Atzeret” genoemd en is een sabbatdag. Op deze dag worden de Soekot-gebruiken gestopt.
Gebruiken tijdens Soekot
Israëliërs bouwen een soeka (een loofhut) en gebruiken deze tijdens de Soekot. Er wordt gegeten, gedronken en sommigen slapen er alle zeven nachten in. Dit alles ter nagedachtenis aan de soeka waarin Israëliërs zaten tijdens hun uittocht uit Egypte.
Hoe ziet een soeka eruit?
De sukkah is een niet-permanente verblijfplaats, die minimaal drie zijden heeft, een ingang en een dak. De zijkanten van een soeka zijn gemaakt van stof, die strak moet staan en niet te veel mag golven in de wind. Deze stof moet worden ondersteund door drie tot vier strakke banden. Het rieten dak van de soeka is gemaakt van vegetatie die van de grond is afgesneden, meestal dadelpalmbladeren. Belangrijk is dat de soeka onder de blote hemel geplaatst wordt. De lucht moet namelijk door het riet heen gezien kunnen worden. Tevens moet de loofhut worden versierd en moet deze uitnodigend zijn, zodat het zitten in de soeka aangenamer wordt.
Feestdag van het Verzamelen
De Soekot wordt ook wel ‘de Feestdag van het Verzamelen’ genoemd, omdat dit de periode is waarin alle landbouwproducten op zijn en al van het veld zijn opgehaald. Het gaat meestal om zomerproducten zoals druiven of vijgen, maar ook om stro dat in de zomer is opgedroogd.
Hoe vier je Soekot?
Nadat Jom Kippoer is geëindigd, beginnen de Israëlieten met het bouwen van een soeka. Daarbij bereiden zij ook de decoraties voor, want de loofhut moet klaar zijn voordat de vakantie begint. De mitswa (een gebod of verbod) is om tijdens Soekot in de soeka te leven en daar ook te eten.
In de soeka geldt de mitswa (het gebod) dat gasten ontvangen moeten worden. Deze gasten worden vertaald “Oshpizin” genoemd. Het is belangrijk dat gasten ontvangen worden, om zo mensen die niet de mogelijkheid hebben om een soeka te bouwen, arme of eenzame gasten de Soekot te laten vieren. In het Joodse geloof wordt ook gedacht aan de zeven hoofd van het Joodse volk: Abraham Avino, Isaac Avino, Jakob Avino, Moses Rabino, Aäron HaCohen, Jozef HaTzadik en David de koning. In het Jodendom komen zij spiritueel langs op alle dagen van de Sukkot, als “Oshpizin” (gasten) in de soeka. Op de eerste dag komt Abraham als eerste naar binnen, op de tweede dag komt Isaac als eerste naar binnen, enzovoorts.
Tijdens de Soekot hoor je over ‘de vier soorten’. Dit zijn vier soorten planten: lulev (een gesloten tak van een dadelboom), etrog (een soort citroen), mirte-takken (minstens drie) en wilgen-taken (minstens twee). Deze worden samengebonden en gezegend in de soeka. De vier soorten laten zien hoe er na de hete zomer in het Land van Israël nog steeds een vruchtbare groei is. Ook zijn deze vier soorten planten een symbool van de verschillende volkeren van Israël. De smaak symboliseert de Torah, en de geur symboliseert de goede daden.
De etrog heeft een geur én een smaak (tevens is dit een van de oudste citrussoorten die in Israël groeien), wat symbool staat voor zij die zowel de Thora bestuderen als goede daden hebben. De loelav heeft smaak maar geen geur, wat de mensen symboliseert die de Torah volgen maar geen goede daden hebben. De hadas (drie mirte-takken) staat voor Joden die de Thora niet bestuderen maar wel goede daden hebben. Als laatste is er de arava (twee wilgentakken), die de Joden symboliseert die zowel niet de Thora bestuderen als geen goede daden hebben.
Door bovenstaande Vier Soorten te combineren, wordt door de één aangevuld wat de ander mist. Zo verenigen de vier Joodse types elkaar met hart en ziel.